woensdag 4 december 2013

De knipoog

Op 31 augustus 1997 is mijn vader overleden. De volgende ochtend waren de kranten er vol van. Niet van het feit dat mijn vader was overleden, maar dat Lady Di met haar Harrod's vriendje zich had proberen te ontdoen van de paparazzi. Met de bekende fatale aflooop.
Beetje surrealistisch. MIJN VADER IS DOOD! En terwijl wij koortsachtig in de weer gingen om de begrafenis te organiseren kon je geen radio of tv of krant beroeren of Diane lachte je toe. Gelukkig was er toen nog nauwelijks internet.
Nu was het geen verrassing, de dood van mijn vader. Hij was 71 en ruim twee maanden daarvoor was bij hem longkanker geconstateerd. Uitzaaiingen, last hope(?) chemotherapie. Geen kans.
Wat mij eigenlijk gedurende die maanden van zijn ziekbed het meeste dwars zat was zijn reactie op de ziekte. Niet dat hij zich openlijk verontwaardigd toonde. Op zijn begrafenis citeerde mijn zus daarover een mooie uitspraak: "Ik heb me nooit afgevraagd: Waarom ik? Je kunt net zo goed de vraag stellen: Waarom ik niet?" En dat is ook zo. Dood moeten we allemaal en als je dat moment een beetje vervroegd door je hele leven te roken moet je daarover niet gaan zeuren op het laatste moment. En als je niet hebt gerookt ook niet. Godzijdank hebben we niet alles zelf in de hand.
Mijn vader maakte zich al een paar jaar zorgen over mijn moeder. En ook dat was terecht, want zij begon de eerste verschijnselen van Alzheimer te vertonen. Haar zus had al vanaf 60 & een beetje behoorlijk wat moeite om de windstreken te onderscheiden. Je kunt ook zeggen dat ze zo gek als een deur was. Mijn moeder, die ook haar vader al gedesoriënteerd aan zijn eind had zien komen, was daar weer bang voor. Voor die Alzheimer. En mijn vader voor een partner die ingewisseld zou worden voor een vrouw die hij niet en zij hem niet kende.
Misschien was het wel zijn bezorgheid daarom. Het achterlaten van een vrouw die zichzelf (binnenkort?) niet meer zou kunnen redden. Of zijn schuldgevoel dat hij als ouder, misschien zelfs partner, gefaald had. Drie kinderen op de wereld gezet. Geen van drieën gelovig geworden, zoals hij. Ik denk dat hem dát ook moeite kostte.
In elk geval, hij viel voor mij van zijn voetstuk. Niet dat ik hem nu zo eindeloos adoreerde. Helemaal niet. Maar ik bewonderde wel zijn doorzettingsvermogen, zijn engagement, zijn tot in het absurde doorgevoerde rechtvaardigheidsgevoel. Waarom viel hij dan die eerste maanden van zijn ziekbed voor mij van zijn voetstuk? Ik denk omdat ik had verwacht dat hij de dood zou beschouwen als onderdeel van het leven. Een buurvrouw hier in Spanje zei toen ze mij condoleerde: "Tsja, zo is het leven (es la vida)". Een uitspraak die wij geneigd zijn als paradox te zien, maar het ten diepste juist niet is.
Ik heb niet de pretentie dat ik een recept heb. Toch, op de één of andere manier, verzette mijn vader zich. Hij had nauwelijks meer belangstelling voor zijn jonge kleinkinderen, niet wat wij deden en over zijn ziekte wilde hij het ook nauwelijks hebben. Zijn aandacht richtte zich ineens op de koers van zijn KPN'tjes. Wat hem bij mijn weten nog nooit geïnteresseerd had.

De laatste week kwam er ineens een omslag. Of hij zich had verzoend met het onvermijdelijke, of hij vertrouwen had dat de kinderen zijn vrouw wel zouden opvangen, ik weet het niet en ik hoef het ook niet te weten.

Op de middag van 30 augustus 1997 liep ik zijn kamer uit in het ziekenhuis. Bij de deur draaide ik me nog even om. Op dat moment boog mijn zus zich over hem heen om hem een afscheidskus te geven. Hij zag mij omkijken en stak lichtjes zijn hand op en knipoogde naar me.

Die knipoog is mij genoeg.

Terug naar de website

Geen opmerkingen:

Een reactie posten