maandag 22 februari 2016

Wandeltijden en de 1e Wet van van Noort

Mensen die bij ons verblijven en willen gaan wandelen vragen vaak "hoe lang of dat dan duurt", die met enthousiasme omhangen wandeling? Mijn antwoord luidt steevast: Daarvoor gebruiken wij de 1e Wet van van Noort.



De 1e Wet van van Noort luidt aldus: Een normaal, niet speciaal getraind, mens kan in de bergen op één dag (ruim 6 uur schone looptijd is dat) de afstand afleggen die hij/zij kan omspannen met één hand op een kaart met een schaal van 1:50.000.
Op bovenstaande foto gebruik ik een kaart met een schaal van 1:25.000. Dus dan zou ik twee handen kunnen gebruiken. Maar ik wist niet hoe ik dan die foto moest maken. 

Hij belazert de boel

De standaardreactie is er één die het midden houdt tussen ongeloof en argwaan. Argwaan omdat veel mensen denken dat ik hen in de maling probeer te nemen. Daar is echter geen sprake van. En ongeloof omdat mensen die er serieus over nadenken allerlei bezwaren opwerpen die afbreuk lijken te doen aan die schijnbare onnauwkeurigheid.

Die Wet doet het echter alleraardigst als voorspeller van de wandeltijd en heeft in z'n toepassing een paar grote voordelen: 

1) Het eerste voordeel is de snelheid. Met een kaart als onderlegger zie je in realtime de uitslag.

2) Het tweede is dat rekening gehouden wordt met de groepssamenstelling. Mijn hand omspant als ik een beetje doordruk 22 cm. Een hand van een 6-jarige is kleiner. Het ligt nogal voor de hand dat het voor mij makkelijker is om 22 kaartcentimer (5,5 km) af te leggen dan dat het is voor een kind van 6. Haar of zijn kleine handjes omspannen misschien 12 cm. En dat klopt dan met de praktijk. 

3) Er wordt geen rekening gehouden met stijgen en dalen. Dat lijkt een nadeel, maar is juist een voordeel. De ervaring leert dat kinderen meestal sneller dalen dan stijgen en veel volwassenen juist omgekeerd. De schijnbare imprecisie zorgt dus juist voor compensatie waardoor het eindresultaat gemiddeld beter klopt. Bovendien loop je nooit de hele dag alleen maar omhoog in gebergten zoals de Alpen en de Pyreneeën. 

Koffie

De reden dat ik die Wet ooit geformuleerd heb, was overigens dat ik trek had in een slok koffie. Eén van mijn toenmalige tochtgenoten had een loopwiel bij zich en vouwde avond na avond de kaart uit om met dat loopwiel de route van de volgende dag voor te rijden. Daarna werden alle hoogtemeters nauwgezet nagegaan en vervolgens werden de verkregen resultaten met behulp van een ingewikkelde formule omgezet in een voorspelling van de tijd die ons de volgende dag op de been zou moeten houden. 
Dat rollen met een loopwiel over een kaart met vouwen op een niet al te vlakke ondergrond was een tijdrovende klus. 
Een enkele keer zaten we in het café na het eten om een kopje koffie te drinken. Op die avonden moest ons tafeltje als circuit voor het loopwiel dienen en werd de koffie niet, of later, besteld. En als deze dan eindelijke arriveerde mocht die niet op tafel staan in verband met die kaart die daar nog steeds lag..........En ik had meer zin in koffie dan in de wetenschap of ik de volgende dag 6 uur of 6,35 uur moest lopen. 

Serieuze rekenkunde

De NBV gebruikt in haar cursussen een formule, er zijn nog een paar varianten in omloop, die het volgende zegt:

Bepaal {max} en {min} van: D/4 km v Hs/300 à 400m;

Neem {max} + 0,5 x {min} + Hd/500 à 600m.

waarbij:
D = afstand in km;
Hs = totaal stijgende meters;
Hd = totaal dalende meters.

In woorden: Bepaal het maximum van de totale afstand gedeeld door 4 km en de totale stijghoogte gedeeld door 300 tot 400 (afhankelijk van allerlei factoren). Neem het maximum van die twee, tel daar de helft van de andere bij op en doe daar tenslotte de dalende meters bij gedeeld door 500 tot 600.

Als ik dat plaatje met mijn hand als voorbeeld neem, krijg je: 

D = 5,5 km; 5,5/4 = 1,375 u 0 82,5 min
Hs = 534 m ; 534/350 = 1,52 u = 91 min = Max
Hd = 576 m; 576/550 = 1,05 u = 63 min. 

>>> 91 + 82,5/2 + 63 = 196 min = 3 uur 16 min. Dat is nagenoeg hetzelfde als mijn hand (ruim 3 uur schone looptijd voor mij) aangeeft.

De precisie van die formule is ook maar  schijn. Als je ipv 300 de stijgmeters op 400 zet, enz. Dat éne heilige cijfer kan zomaar 45 min schelen afhankelijk van de keuze die je maakt. 
Afwijkingen van 25% komen bij mijn methode ook voor, maar dan omdat de deelnemers verschillende fysieke kenmerken hebben. Ik weet zeker dat uw zesjarige dochtertje béter met haar handjes de looptijd kan schatten dan die methode waarmee je een kwartiertje aan het rekenen bent. 

Mijn Conclusie

Het is heus waar. De 1e Wet van van Noort is een niet te versmaden hulpmiddel bij het routeplannen in de bergen. Probeer het zelf maar!

Terug naar de website




Geen opmerkingen:

Een reactie posten